Aanleg is misschien wel de meest alomtegenwoordige verklaring voor uitzonderlijke prestaties. Of het nu in sport, muziek of kunst is, we komen al snel tot de conclusie dat de uitblinkers van deze wereld iets extra’s bij hun geboorte hebben meegekregen. Ze lijken gezegend met een speciale gave: een fysieke, fysiologische of psychologische eigenschap wat hen onderscheidt van rest. Sportfilosoof Ivo van Hilvoorde stelt dan ook dat sport een freakshow is. ‘Het is de speling van de natuur dat de uitersten boven komen drijven’ (Trouw).
Niet alleen mensen buiten de topsport voeren aanleg op als uitleg voor grote successen. Ook toppers die dag in dag uit trainen om hun eigen grenzen te verleggen, wijzen erop. Zo zegt Fernando Alonso over Max Verstappen in een interview met de NOS: ‘Max is een coureur is die zich snel kan aanpassen. Dat merk je ook bij wisselende weersomstandigheden. Hij staat er meteen. Dat is een gave. Je kunt dat niet leren. Alleen natuurtalenten hebben dat.’
Het verklaren van eigen versus andermans succes
Het interessante is dat toppers hun eigen prestaties op hele andere manieren verklaren. Zo vertelt Max zelf: ‘Ik ben tegenwoordig een meer ontspannen coureur. Ik heb nu veel meer ervaring. Ik heb door de jaren heen veel verschillende scenario’s en situaties meegemaakt. Het zorgt ervoor dat je op veel meer dingen anticipeert en je hebt tegenwoordig zoveel meer kennis over een Formule 1-auto. Al deze dingen helpen om dingen een stuk gemakkelijker te maken’ (GPFans.com).
Blijkbaar zit er dus een verschil tussen het verklaren van je eigen succes en andermans succes. Dat is misschien ook wel logisch. Als het over jezelf gaat, weet je wat je er voor hebt gedaan en gelaten om te komen waar je nu bent. Je weet hoeveel je hebt getraind, welke acties je hebt ondernomen en wat je hebt geïnvesteerd. Als je andermans succes gaat verklaren, heb je vaak geen idee welke route hij of zij heeft bewandeld. Je ziet geen bloed, zweet en tranen, maar alleen het verbluffende eindresultaat. Als we niet zien hoe training en ervaring bijdragen aan topprestaties, neigen we het succes toe te schrijven aan aanleg. En hoewel dit niet de complete verklaring is, is het makkelijk om te doen. Zeker als je niet betrokken bent bij de alledaagse trainingen van de toppers waar je naar kijkt.
De magie achter topprestaties
Begrijpelijk of niet, het is zonde om in die ‘aanleg-verklaring’ te blijven hangen. De verwondering die wordt opgewekt door topprestaties kan namelijk zo mooi worden opgevolgd met de vraag: wat kunnen wij hier zelf van leren? Dat brengt me bij het onderzoek van professor Anders Ericsson en zijn collega’s. Zij ontdekten dat toppers niet zomaar wat trainen, maar doelbewust trainen, een methode waar wij – topper of niet – allemaal ons voordeel mee kunnen doen. Het succes van deze methode ligt namelijk besloten in het feit dat wij allemaal een enorm adaptief brein en lichaam hebben. Volgens Ericsson hebben toppers die flexibiliteit alleen beter benut.
Niet iedere vorm van training is namelijk even effectief. De kunst is dus om niet alleen veel trainingsuren te maken (zoals de bekende 10.000 uur), maar ook om kwaliteit te leveren. Uit het werk van Ericsson en zijn collega’s blijkt dat uitblinkers een aantal criteria hanteren om doelbewust te kunnen trainen. Zo moet de trainer eerst een grondige analyse maken van de huidige prestatie en vaststellen welke aspecten kunnen worden verbeterd. Vervolgens moet de trainer het doel aan jou kunnen uitleggen zodat jij een interne voorstelling kan maken van dat doel. Daarna is het belangrijk dat je trainer passende oefeningen bedenkt die onmiddellijke feedback geven op je pogingen. Op die manier kun je zelfstandig gaan oefenen en volgende pogingen meteen bijsturen zodat je stapje voor stapje het doel benadert. Naast de feedback die je direct uit de oefeningen krijgt, monitort en evalueert de trainer de ontwikkeling en stelt nieuwe doelen in combinatie met passende oefeningen zodat je vooruit blijft gaan.
De simpele waarheid is dat we niet met grootsheid worden geboren, maar die verkrijgen.
Hoewel dit allemaal heel logisch klinkt, is het makkelijker gezegd dan gedaan. Doelbewuste training vraagt veel van ons. Je moet continue je aandacht erbij houden, beschikking hebben tot hoogwaardige instructies van een goed opgeleide trainer en gemotiveerd zijn om zware inspanningen te leveren. Tijdens de training denken aan het avondeten in plaats van je technische uitvoering zit er niet bij. Doelbewuste training is keihard werken.
Dat zet ons direct weer met beide benen op de grond. De simpele waarheid is dat we niet met grootsheid worden geboren, maar die verkrijgen. Dat is een lang en intensief proces, óók als je de genenloterij hebt gewonnen. Zet jezelf dus niet buitenspel als je getuige bent van een fantastische prestatie van de ander. De magie schuilt niet in aanleg, maar in dat jij en ik – net als de toppers – doelbewust kunnen trainen voor op zijn minst een klein stukje van die grootsheid. Want of je nu wel of niet de genen hebt om wereldrecords te breken, iedereen kan zich verbeteren.
Bronnen:
1) Ericsson, A., & Pool, R. (2016). Peak: Secrets from the new science of expertise. Houghton Mifflin Harcourt.
2) Ericsson K. A. (2020). Towards a science of the acquisition of expert performance in sports: Clarifying the differences between deliberate practice and other types of practice. Journal of sports sciences, 38(2), 159–176. https://doi.org/10.1080/02640414.2019.1688618
3) Ericsson, K. A., & Harwell, K. W. (2019). Deliberate Practice and Proposed Limits on the Effects of Practice on the Acquisition of Expert Performance: Why the Original Definition Matters and Recommendations for Future Research. Frontiers in psychology, 10, 2396. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2019.02396