Wie zal het zeggen: zat er gewoonweg ‘niet meer in’ of haalde de omgeving ‘er niet alles uit’? Met andere woorden: was sporter X in talentontwikkelingsomgeving Y misschien wel verder gekomen? Het antwoord op dit soort vragen, zullen we nooit krijgen. Toch is het de moeite waard om er over na te denken. Zeker omdat er plekken zijn waar clubs het structureel voor elkaar krijgen om relatief veel talenten door te laten stromen naar de top. Wat is hun geheim?
Om dat beter te begrijpen, moeten we eerst even stilstaan bij de junioren-seniorentransitie. Het moment waarop een sporter deel gaat nemen aan volwassen competities. Op welke leeftijd dat precies is, verschilt per sport. Eén ding is zeker: het is de meest veeleisende en moeilijke overgang op weg naar de top. Dat komt omdat deze transitie plaatsvindt in de adolescentie – de overgang tussen de jeugd en de volwassenheid. Met andere woorden: het is een overgang in een overgang.
Vaak zijn we veel meer gericht op de sporter zelf en minder op de context waarin hun ontwikkeling plaatsvindt.
Gedurende de junioren-seniorentransitie vallen veel talenten stil, keren terug naar de recreatiesport of stoppen zelfs helemaal met sport. Op sportief vlak gaat het vaak allemaal niet meer zo gemakkelijk en vanzelfsprekend als eerst. Hoewel er steeds meer en zwaarder wordt getraind, gaat de vooruitgang niet langer in grote sprongen maar in kleine stapjes. Men noemt dat ook wel de wet van de afnemende meeropbrengsten, een term die oorspronkelijk uit de economie komt. Simpel gezegd moet je steeds meer doen om een klein beetje vooruit te gaan.
Barrières
De overstap naar de senioren vraagt veel van een sporter. Los van die wet van de afnemende meeropbrengsten – wat al pittig genoeg is – kunnen spanningen ontstaan. Bijvoorbeeld door het alleen moeten trainen, negatieve relaties met trainingsmaatjes of omdat het moeilijk is om persoonlijke relaties te onderhouden. Deze spanningen kunnen op hun beurt weer barrières vormen om een succesvolle overstap te maken, maar het zijn gelukkig ook dingen waar we als talentontwikkelingsomgeving op kunnen anticiperen.
Althans, als we er oog voor hebben. Vaak zijn we veel meer gericht op de sporter zelf en minder op de context waarin hun ontwikkeling plaatsvindt. Dat gebeurt niet alleen in de praktijk, maar ook in de wetenschap. We zijn zo druk bezig met het inschatten waar een sporter staat en hoe we ze met uitgekiende trainingen verder kunnen brengen, dat we vergeten te kijken naar het grotere plaatje.
Verschuiven van de focus
Volgens Kristoffer Henriksen en zijn collega’s is het daarom tijd op de focus te verschuiven van het individu naar de talentontwikkelingsomgeving (Henriksen et al. 2010). Daarmee bedoelen ze het micro-, meso-, en macroniveau binnen het sportgerelateerde domein en daarbuiten, tot aan de culturele contexten van de sport, de jeugd en het land zelf. En dat allemaal geplaatst in het verleden, het heden en de toekomst.
Een hele klus maar ze voegden de daad bij het woord. Niet alleen ontwierpen Henriksen en zijn team een werkmodel om dat te beschrijven, ze bedachten ook een set aan factoren die invloed kunnen hebben op de effectiviteit van de ervan. Met andere woorden: ze creëerden een methode om zowel een talentontwikkelingsomgeving grondig te beschrijven als de doeltreffendheid van die omgeving te verklaren. In hun gepubliceerde werk kun je daar meer over lezen (zie bronvermelding).
Een talentontwikkelingsomgeving moet in staat zijn om competenties en vaardigheden te ontwikkelen die sporters helpen om te gaan met de uitdagingen in hun sport én in hun leven buiten de sport.
Om hun aanpak te toetsen, is een aantal casestudies uitgevoerd (Henriksen en Stambulova, 2017). Een duidelijke definitie van wat een succesvolle talentontwikkelingsomgeving is, kan dan natuurlijk niet ontbreken. Deze is volgens de onderzoekers in staat om atleten te werven, behouden en door te ontwikkelen naar de top. Dit zijn dus clubs of verenigingen die junioren continu laten doorstromen naar de senioren en op (inter)nationaal topniveau mee laten doen. Een belangrijke punt binnen dit algemene criterium is dat de omgeving in staat is om competenties en vaardigheden te ontwikkelen die sporters helpen om te gaan met de uitdagingen in hun sport én in hun leven buiten de sport (Stambulova, 2009).
Implementatie als unieke stempel
Na analyses in atletiek, zeilen, kajak en golf blijkt dat succesvolle talentontwikkelingsomgevingen een aantal kenmerken met elkaar delen, maar verschillend zijn in de manier waarop die kenmerken doorgevoerd worden. De implementatie kun je dus zien als een unieke stempel: de uitgangspunten zijn vergelijkbaar, maar de invulling is afgestemd op de sportcontext.
Onderstaand de acht kenmerken die typerend zijn voor een succesvolle (Henriksen en Stambulova, 2017). Om de betekenis van elk kenmerk te verduidelijken, is ook een – op basis van een studie – niet succesvolle tegenpool beschreven.
8 kenmerken van een succesvolle talentontwikkelingsomgeving
1. Trainingsgroepen met ondersteunende relaties
Beschrijving: mogelijkheden om deel uit te maken van een trainingsgemeenschap, ondersteunende relaties en vriendschappen binnen de groep ondanks prestatie niveau; goede communicatie.
Tegenpool: geïndividualiseerde trainingsprogramma’s in vroege fase van ontwikkeling; alleen trainen; lage cohesie in de groep; rivaliteit tussen groepen; prestatie als criterium om deel uit te maken van een groep.
2. Rolmodellen in de trainingsomgeving
Beschrijving: trainingsgemeenschap die bestaat uit talenten en gevestigde toppers; mogelijkheden om te trainen met toppers; toppers en coaches die bereid zijn hun kennis door te geven.
Tegenpool: dichte deuren tussen atleten met verschillende niveaus; atleten op topniveau die hun geheimen bewaren en talenten zien als toekomstige rivalen.
3. Ondersteuning van sportdoelen door een brede omgeving
Beschrijving: mogelijkheden om te focussen op sport; school, familie, vrienden en andere betrokkenen erkennen en accepteren de atleet zijn toewijding aan sport.
Tegenpool: niet-sport omgeving toont gebrek aan begrip van topsport en de eisen die daarbij komen kijken.
4. Ondersteuning voor de ontwikkeling van psychosociale vaardigheden
Beschrijving: mogelijkheden om de vaardigheden en competenties te ontwikkelen die buiten de sport van waarde zijn (autonomie, verantwoordelijkheid en commitment); atleet zien als mens.
Tegenpool: alleen maar focussen op de sport en winnen ten koste van alles; buitensporige controle van coaches; sterke focus op prestaties in plaats van op persoonlijke verbetering.
5. Diversiteit in trainingen
Beschrijving: mogelijkheden om verschillende sporten te beoefenen tijdens de eerdere fases van talentontwikkeling; integratie van verschillende sporten in dagelijkse routines; waardering van veelzijdige sportprofielen en basissportvaardigheden.
Tegenpool: promoten van vroege specialisatie; alleen focussen op ontwikkelen van sport-specifieke vaardigheden; het beschouwen van een atleet zijn interesse in andere sporten als potentiële bedreiging.
6. Focus op de lange termijn ontwikkeling
Beschrijving: focus op de langetermijnontwikkeling van atleten in plaats van vroegtijdig succes; hoeveelheid en inhoud van training aangepast aan de leeftijd van de atleet.
Tegenpool: focus op kortetermijnsucces; kinderen zien als mini-volwassenen; geen tijd geven om te herstellen van blessures.
7. Sterke en coherente organisatorische cultuur
Beschrijving: organisatorische cultuur gekenmerkt door coherentie tussen wat men vertelt, doet en maakt (bijvoorbeeld verhalen, gewoonten en kleding), gekoesterde waarden (sociale principes, doelen en standaarden die de organisatie aan de wereld laat zien) en de basisaannames (onderliggende redenen en overtuigingen voor actie); cultuur geeft stabiliteit aan de groep en ondersteunt de leeromgeving.
Tegenpool: gefragmenteerde cultuur waar de gekoesterde waarden niet overeenkomen met acties; onzekerheid en verwarring onder coaches, sporters en andere betrokkenen; gebrek aan gemeenschappelijke visie.
8. Integratie van inspanningen
Beschrijving: coördinatie en communicatie tussen school, sport, familie en andere componenten; atleten ervaren overeenstemming en samenwerking in dagelijks leven.
Tegenpool: gebrek aan communicatie; tegengestelde belangen; atleten ervaren veel en tegengestelde trekkrachten in dagelijks leven.
Een lens voor je eigen talentontwikkelingsomgeving
We zullen nooit weten of een bepaalde sporter in een andere talentontwikkelingsomgeving verder of beter tot zijn recht was gekomen. Dat betekent des te meer dat we er heel kritisch naar moeten kijken. We kunnen het immers niet overdoen. De acht kenmerken kun je als trainer, coach of beleidsmaker gebruiken om je eigen omgeving onder de loep te nemen. Zie het als scan op potentiële thema’s voor verbetering. Want hoewel deze kenmerken, beschrijvingen en tegenpolen nog in ontwikkeling zijn (en zullen blijven), kan deze holistische aanpak inspireren om verder te kijken dan alleen naar de aanleg van een sporter en de kwaliteit of kwantiteit van trainingen. Het zet ons aan het denken over het grotere plaatje en de inspanningen van de omgeving om getalenteerde junioren een succesvolle overstap te laten maken naar de senioren.
Rolmodellen in de trainingsomgeving zijn niet alleen topsporters die hun kennis en ervaring met talenten delen. We zijn het allemaal.
Wees daarom niet bang om de kritische bril op te zetten en scan je eigen talentontwikkelingsomgeving aan de hand van deze acht kenmerken. Sterker nog, wees trots op jezelf als je die bril opzet en ermee aan de slag gaat. Dat is al een stap voorwaarts. En als je zelf door die bril hebt gekeken, geef hem eens aan iemand anders. Of biedt aan om met een collega mee te kijken. Rolmodellen in de trainingsomgeving zijn niet alleen topsporters die hun kennis en ervaring met talenten delen. We zijn het allemaal.
Bronnen:
1) Henriksen, K., Stambulova, N., & Roessler, K. K. (2010b). Succesful talent development in track and field: Considering the role of environment. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports, 20, 122–132. doi: 10.1111/j.1600-0838.2010.01187.x
2) Henriksen, Kristoffer & Stambulova, Natalia. (2017). Creating optimal environments for talent development: A holistic ecological approach.
3) Stambulova, N., Alfermann, D., Statler, T., & Côté, J. (2009). ISSP position stand: Career development and transitions of athletes. International Journal of Sport and Exercise Psychology, 7, 395–412