Topsport gaat over winnen. Of je het er nu mee eens bent of niet, onder de streep draait het om de sportieve strijd om als eerste over de finish te komen, de meeste punten te scoren of een oefening het mooiste uit te voeren. Kortom: de beste zijn met als ultieme resultaat die gouden medaille om je nek.
Niks mis mee als je het mij vraagt, zolang je je er niet op blind staart en onthoudt dat winnen niet over één nacht ijs gaat. Medailles winnen ligt namelijk niet volledig in eigen hand én vereist meer dan alleen “in vorm” zijn. Hoe groter het toernooi, hoe meer je moet dealen met allerlei afleidingen en bronnen van stress die je normaal gesproken niet zo snel tegen komt. Zoals met veel dingen is ervaring hierin opdoen key. Maar bieden we onze talenten die ervaring eigenlijk wel of zijn we verblind door de jacht op medailles?
Winnen is niet langer iets “persoonlijks”
Hoewel de sporter toch écht de prestatie levert, is het winnen van medailles niet langer enkel en alleen iets persoonlijks. Niet alleen de sporter, staf en het publiek staan te juichen bij winst, ook sportbonden en landen willen dit maar al te graag zien. Het goed doen in sport is voor veel landen een bron van inkomsten en politiek kapitaal. De unieke sportprestaties hebben dus invloed op een veel groter systeem dan de sporter, de coach en de fans. Het is business en een symbool van status geworden. Niet voor niets wordt steeds meer geld in topsport en talentontwikkeling gepompt en geloven we maar al te graag in de “productie” van talenten.
Talent selecteren om te winnen
Met dit in het achterhoofd is het dus niet gek dat bij het selecteren van sporters voor internationale toernooien wordt gekeken naar de medaillekansen. Hoe goed je het namelijk als land doet, wordt afgemeten aan de hand van “medaillespiegels”: een overzicht van hoeveel gouden, zilveren en bronzen medailles zijn behaald per land. Dit wordt niet alleen op de Olympische Spelen gedaan, maar ook op WK’s en EK’s. Zo’n medaillespiegel is belangrijk voor bijvoorbeeld NOC*NSF die de ambitie heeft om bij de beste 10 sportlanden ter wereld te horen. Ik hoef je niet te vertellen dat daar heel wat medailles voor nodig zijn. Maar niet alleen bij de senioren toernooien wordt de medaillestand nauwlettend in de gaten gehouden, ook bij de Europese Jeugd Kampioenschappen worden de medailles per land geteld. Dat geeft natuurlijk al aan hoe “belangrijk” het winnen is, zelfs bij de jongere sporters.
Ik vraag me af– al helemaal bij de jeugd – of het selecteren op finaleplaatsen of medaillekansen niet zijn doel voorbij schiet. Juist in die leeftijd zou deelnemen aan een eindtoernooi toch met de intentie moeten zijn om ervaring op te doen?
Talent selecteren om te ontwikkelen
Sporters selecteren voor internationale toernooien aan de hand van geschatte medaillekansen is de status quo. Maar het kan ook anders! Zo zijn er ook sportbonden die sporters meesturen zonder de directe verwachting dat ze een medaille gaan halen. Deze laatste strategie kan je zien als investering in de toekomst. Je biedt deze sporters een mogelijkheid om ervaring op te doen op een groot internationaal toernooi.
Dat klinkt in het kader van talentontwikkeling natuurlijk super, maar werkt dit ook? Aan de ene kant zou de ervaring van een groot toernooi een voordeel kunnen opleveren als het gaat om wennen en bekend raken met allerlei organisatorische factoren die stress kunnen geven (zoals afleiding van media, verstoorde warming-up routine, problemen met transport van/naar venue). Zo blijkt dat het meedoen aan internationale toernooien een factor is die succes op de Olympische Spelen kan voorspellen. Aan de andere kant kunnen niet zo succesvolle debuut ervaringen juist ook de kans verkleinen op toekomstig succes. Je zou in zekere zin je zelfvertrouwen om te presteren op dit soort toernooien kunnen kwijtraken.
Verhoogt ervaring opdoen op grote toernooien de kans om te winnen?
Timothy Fulton en zijn collega’s (2021) onderzochten deze vraag. Zij wilden weten of de ervaring die atleten opdoen tijdens hun eerste WK/OS voordeel oplevert voor toekomstige prestaties en of een ronde verder komen in een toernooi fungeert als een “positieve drempelwaarde” om uiteindelijk beter te gaan presteren. Met andere woorden: vergroot deelname en een ronde verder komen tijdens je eerste WK/OS toernooi de kans op het behalen van medailles in de toekomst? Geen verkeerde informatie voor sportbonden aangezien de kosten om sporters af te vaardigen naar een groot internationaal toernooi niet mis zijn. De hamvraag blijft natuurlijk altijd: is het de investering waard?
Nu een ronde verder is een stapje dichterbij winnen in de toekomst
Het onderzoek werd uitgevoerd onder 295 Amerikaanse topatleten. Zij beoefenden allemaal een discipline binnen de atletiek die uit meerdere rondes bestaat (zoals hordelopen). Bij dit soort events dient de sporter zich vanuit de series te plaatsen voor bijvoorbeeld kwartfinales, halve finales en uiteindelijk finales. De resultaten laten zien dat atleten die zich op hun debuut toernooi vanuit de series wisten te plaatsen voor een volgende ronde, dubbel zoveel kans hadden om een medaille te winnen op een volgend eindtoernooi. Het simpelweg “meedoen” aan een WK/OS verhoogde (of verlaagde) niet de kans om in de toekomst medailles te halen.
Een interessante vraag is natuurlijk waarom een ronde verder komen – en niet alleen “meedoen”- ten goede kwam voor toekomstige medailles. Wat hier mogelijk speelt, is het volgende: hoe verder de sporter komt in het toernooi, hoe meer de sporter te maken krijgt met grotere of relevantere bronnen van stress en afleiding die beteugeld moeten worden om uiteindelijk goed kunnen presteren in een WK/OS finale. Denk bijvoorbeeld aan voor de camera moeten verschijnen om een interview te geven, een wijziging in de procedure van voorstellen als je aan de start staat maar ook ineens tegen “grote namen” moeten racen.
Hoewel een aantal stressoren liggen besloten in überhaupt deelnemen aan een groot internationaal toernooi (lang van huis, veel deelnemers, intensiever en frequenter racen), kom je sommige stressoren alleen tegen als je verder in het toernooi komt. Daarbij komt: hoe verder je in het toernooi komt, hoe groter misschien wel het vertrouwen in jezelf wordt om hier juist mee om te gaan. Al met al kan het doorlopen van al die ervaringen ten goede komen voor de toekomstige prestaties op soortgelijke toernooien.
De invloed van het nationale selectieproces
Een belangrijke kanttekening is dat dit onderzoek is uitgevoerd onder Amerikaanse topatleten waarvan bekend is dat de onderlinge, nationale competitie héél sterk is. De Amerikaanse topatleten nemen het voor een WK/OS al tegen elkaar op tijdens de zogehete “trials” om hun plekje in de nationale afvaardiging te bemachtigen. Alleen de drie beste topatleten die binnen de prestatie-eis presteren mogen mee. De realiteit is echter dat er veel meer dan drie topatleten die prestatie-eis halen en het gaat tijdens die trials dus echt om wie op dat moment de snelste is. Het is in feite een “survival of the fittest” en het competitie niveau is moordend.
Wat verder uniek is, is dat alle beschikbare plekken hoe dan ook worden ingevuld. Waar we in Nederland (in ieder geval in het zwemmen) alleen de plekken bezetten met finale en medaillekansen, is het in Amerika altijd bezet. Met andere woorden: als er 100 potentiële plekken te vergeven zijn, zijn die gevuld. Dat heeft natuurlijk te maken met de financiële middelen die Amerika in de topsport stopt, maar ook met überhaupt het aantal deelnemers dat zij hebben, de professionaliteit en het hoge competitie niveau van topsport. Voor landen met kleinere budgetten en sportbonden met minder sterke onderlinge competitie van hoog niveau zullen deze resultaten niet één op één door te trekken zijn.
Talent selecteren voor de winst of het opdoen van ervaring?
Of je sporters mee neemt om te winnen of om ervaring op te doen, hangt af van je intentie maar ook van je budget. In een klein land als Nederland – waar de budgetten niet eindeloos zijn en de competitie niet altijd even breed en sterk – is het gebruikelijk om specifiek de sporters te selecteren die kans hebben op medailles. Echter, dit neemt niet weg dat deze sporters ook moeten leren hoe zij op toernooien het beste kunnen presteren. Hoe je het ook wendt of keert, op weg naar het podium is het opdoen van toernooi ervaring een essentiële stap die je niet kunt overslaan. Wil je winnen, dan moet je investeren. Ook – en misschien wel juist – als dat niet meteen een finaleplaats of medaille oplevert.
Wil je winnen? Dan moet je investeren.
Meedoen om op lange termijn te winnen
Om uiteindelijk te kunnen winnen, moet een sporter kunnen omgaan met de reuring die komt kijken bij en internationale finale. Je kunt geweldig in vorm zijn, maar als je je teveel laat afleiden, wordt het lastig om het beste uit jezelf te halen. Net als de sport-specifieke training, is omgaan met de stressoren van een internationaal toernooi ook iets dat “getraind” moet worden. Alleen deze training is wat lastiger om op dagelijkse basis uit te voeren. Des te belangrijker dat je de kans krijgt om die situaties op te zoeken. Naast het prestatie niveau blijkt de kwaliteit van opgedane toernooi ervaring in het verleden een niet te onderschatten factor in de atleet zijn voorbereiding op de internationle competitie.
Dat zette me aan het denken. Hoe vaak hebben de Amerikaanse debutanten bijvoorbeeld geoefend op presteren onder druk tijdens de trials? Hoe vaak hebben zij al tegen grote namen moeten zwemmen op zo’n toernooi voor ze aan de start stonden van een WK/OS? En was hun plaatsing voor een eindtoernooi in één keer raak, of zat daar ook een ontwikkelingstraject in?
Het verbaast me niet als hun training in dit soort competenties al veel eerder begint en vaker terugkomt. En hoewel het selectieproces van de Amerikanen anders is, lijkt mij het werkende principe universeel: blootstelling, oefenen en verbeteren. Maar in hoeverre realiseren we dat in Nederland? Bieden wij genoeg kansen om talenten te leren winnen of laten we het op zijn beloop met ondertussen torenhoge verwachtingen?
Waarom niet meedoen om te ontwikkelen op de korte termijn, zodat je op de lange termijn kunt gaan winnen? Is dat ook niet wat ze stiekem in Amerika doen tijdens de trials?
De “medaillespiegel” voor ervaring
Naar mijn mening investeert een goed talentprogramma in het opdoen van internationale toernooi ervaring. Laat talentvolle sporters hieraan deelnemen om competenties te trainen die op lange termijn nodig zijn om grote finales te winnen. Het is dan uiteraard belangrijk dat de aangeboden uitdaging afgestemd is op de ontwikkelingsfase van de sporter. Om optimaal te kunnen leren van een internationaal toernooi moet de sporter wel een bepaald niveau hebben.
Ter verduidelijking: ik bedoel dus niet dat iedereen maar ineens naar een internationaal toernooi moet gaan. Mijn punt is dat je niet kan verwachten dat iemand “uit het niets” finales haalt of medailles wint. Daar gaat een stapsgewijs proces aan vooraf waarin sporters leren hoe zij toernooien goed doorkomen. Maar daar moet je wel de kans voor krijgen. Als je slechts selecteert op medaillekansen, schiet je je doel met oog op talentontwikkeling voorbij. Je zou er daarom aan kunnen denken om een aantal “ervaringsplaatsen” op te nemen in je selectie.
Met andere woorden: talent selecteren om te winnen is een misvatting. In ieder geval bij jonge sporters die nog geen ervaring hebben op internationale toernooien. Verschuif daarom de focus op finaleplaatsen en medailles winnnen naar aan de start verschijnen om te leren en ervaren.
En kunnen we daar – zeker voor de jeugdtoernooien – dan ook een “medaillespiegel” voor maken? Eentje die niet meet hoe goed landen presteren, maar hoeveel kansen ze bieden om talenten ervaring op te laten doen. Dát zou pas een symbool van status moeten zijn.
Fulton, T. J., Baranauskas, M. N., & Chapman, R. F. (2021). World Championship and Olympic Games Experience Influences Future Medal Performance in Track-and-Field Athletes, International Journal of Sports Physiology and Performance (published online ahead of print 2021)